Liefste moeder,
Het is reeds twee weken geleden dat ik ons geliefde dorpje verliet. Ik ben nog een dagreis ver van de stad Delberz. Ik ben zeer benieuwd of ze daar even vreemde manieren hebben als in de andere stadjes en dorpen die ik al bezocht. Stel je voor: bij wijze van begroeting trekken ze hun neus op en bekijken ze je met een vreemde blik. Wanneer ik me heb voorgesteld als ‘Rachna uit Muddorf’ maakt die blik plaats voor een begrijpend knikje. Soms hoort bij het neuskrullen ook een licht gehoest. Door langdurige wetenschappelijke observatie ben ik tot de volgende hypothese gekomen: het volume van het hoesten en neussnuiven geeft aan hoe welkom je bent (hoe luider, hoe meer welkom). En de mate van begrijpendheid van het knikje, toont aan hoe sympathiek je gevonden wordt (hoe begrijpender, hoe sympathieker). Tot nu toe ben ik overal zeer hartelijk ontvangen en mijn indruk is dat de meeste mensen mij erg sympathiek vinden.
Ik ben nu ongeveer halfweg tussen Muddorf en Altdorf, mijn eindbestemming. Ik kijk er erg naar uit om in de grote bibliotheek van de Universiteit de oude geschriften te gaan bestuderen, en vooral om de grote Archibald te zien. Oh, welk een geluk dat ons varken vijf jaar geleden de tempel in Muddorf binnenstormde! En welk een geluk dat ik nog net kon voorkomen dat het de hogepriester omver rende! Uit pure dankbaarheid heeft hij mij als novice aangenomen en mij alles geleerd wat ik nu kan. En nu ben ik op weg naar de grote Archibald! Oh, wat zou ik graag een echt Priestess worden en tot zijn Order of Mysteries toetreden! Zo zie je maar, moeder, dat je nooit moet wanhopen. In plaats van een hopeloze oude vrijster, wordt je dochter een gerespecteerde priesteres.
Vannacht overnacht ik in een reizigersherberg. Andere reizigers vertelden me dat daar lekkere boerenhesp op grootmoeders wijze te verkrijgen is. Dat doet mij altijd aan thuis denken, moeder. Ik hoop in de herberg nieuw reisgezelschap te vinden, want zoals ik in mijn vorige brief vertelde, is mijn mede-novice in het vorige dorp ten prooi gevallen aan een zware identiteitscrisis. Ik moet toegeven dat het inderdaad tot nadenken stemt wanneer je -als volgeling van de godin van de wetenschap- een wedstrijdje ‘om ter verst tellen’ verliest van een eenvoudige dorpeling.
In ieder geval trek ik morgen verder naar Delberz, de volgende stad op weg naar Altdorf. Misschien is er daar wel iemand die verzorging nodig heeft. Volgens onze cultus mag ik weliswaar geen geld vragen voor mijn genezende krachten, maar meestal brengen de mensen mij uit dankbaarheid veel en lekker eten. Zo kan ik de goudstukken die ik van de hogepriester heb meegekregen bewaren voor noodsituaties.
Liefste moeder, ik hoop dat mijn brief u en mijn broers en zusters in goede gezondheid aantreft. Ik bid Verena elke dag om jullie te beschermen.
Hartelijke groeten van uw toegenegen dochter,
Rachna