|
| Een verslag uit onverwachte hoek | |
| | Author | Message |
---|
Whiskeyjack Admin
Number of posts : 44 Registration date : 2006-11-11
| Subject: Een verslag uit onverwachte hoek Sat Jan 20, 2007 3:59 pm | |
| Jullie weten waarschijnlijk wel dat ik ook dol ben op verslagen schrijven Maar als "alwetende" GM is het natuurlijk moeilijk om dat vanuit een spelersperspectief te doen. Na wat nadenken ben ik toch tot een oplossing gekomen... “Zat ik nog maar aan de ontbijttafel,” dacht Cullyn de Halfling mistroostig terwijl hij op handen en voeten verder kroop. “Met spek, eieren, fruit, drie broden en...”. Zijn dagdroom werd ruw onderbroken door een onthoofd lichaam dat vlak voor zijn neus tegen de grond kwakte. Verstoord keek hij omhoog. In de verte doemden de muren van Middenheim op, en overal tussenin werd gevochten. Twee meter verderop stond Archaon met zijn rug naar hem toe, en hakte net een ridder doormidden, paard en al. En daar – ja hoor. “Kom hier, jij duister wezen, ik ben je ondergang!” Emotryn zag er onweerstaanbaar uit, een ijzige blonde schoonheid in een glanzend harnas. Dreigend wees ze met haar zwaard in de richting van Archaon, die zijn schouders ophaalde en op haar afkwam. “Nu!” gilde ze naar Cullyn, die zijn kortzwaard trok en het op de onbeschermde knieholte van de Everchosen One richtte. “Vaarwel manneke,” dacht Cullyn, en sloeg toe...
Het volgende ogenblik hing Cullyn twee meter boven de grond, weinig heldhaftig bengelend in de greep van een gigantische Chaos Warrior. Het eerste wat hem opviel, was dat Cocktailprikker, zijn trouwe kortzwaard, was afgebroken. Het tweede was het hoofd van Emotryn, nog steeds blond en ijzig, dat over de grond rolde. En het derde dat de Chaos Warrior hem dreigend aankeek met drie rode en twee groene ogen. “Je had toch nooit gedacht dat een onbetekenende vlo als jij onze Meester zou uitschakelen, zeker?” borrelde en gorgelde de krijger. Met zijn andere hand maakte hij enkele merkwaardige gebaren, en –
Duisternis.
Langzaam werd Cullyn zich bewust van vreemde geuren en geluiden. Voorzichtig opende hij zijn ogen. Alles zag er erg vreemd uit, alsof hij het vanuit verschillende richtingen tegelijk bekeek. Hij bevond zich op een uitgestrekte vlakte, begroeid met een soort bruin en vezelachtig gras. En aan zijn linkerkant... Een gigantisch oor doemde boven hem op, kilometers hoog, waarvan de lel begroeid was met enorme donsharen. Cullyn wilde met zijn hand zijn ogen uitwrijven, maar besefte plots dat hij geen handen meer had, enkel zes gelede poten! De echo van een dreigende stem weerklonk in zijn schedel: “onbetekenende vlo, onbetekenende vlo, onbetekenende vlo, ...”. Cullyns trok zijn facetogen wijd open, probeerde tevergeefs een kreet van pure wanhoop van tussen zijn kaken te persen, en ging uiteindelijk moedeloos op zijn achterlijf zitten.
En toen besefte hij plots dat hij de vreemde geluiden op de achtergrond kon verstaan! “Zeker Meester Beyer, ik breng u een goed contract, zowaar ik Dekmar heet,” zei een stem die afkomstig was van de man op wiens schouder hij zat. Cullyn gaf toe aan zijn instincten, maakte een enorme sprong en kwam midden in de haardos van “Dekmar” terecht. Voorzichtig proefde hij een hapje hoofdhuid.
Last edited by on Sat Jan 20, 2007 10:03 pm; edited 1 time in total | |
| | | Whiskeyjack Admin
Number of posts : 44 Registration date : 2006-11-11
| Subject: Re: Een verslag uit onverwachte hoek Sat Jan 20, 2007 10:02 pm | |
| Na een verkwikkende nachtrust in het rechteroor van Dekmar werd Cullyn goedgehumeurd wakker. Dekmar was blijkbaar al een tijdje op en zat – als Cullyn zijn herinneringen hem niet in de steek lieten – aan de ontbijttafel. Enkele sprongen later zat Cullyn op het oor van zijn gastheer, en bekeek van daar uit diens tafelgenoten. Allemaal tegelijk, de ex-Halfling begon zijn facetogen steeds meer te appreciëren! Eén ervan, een Dwerg met een ware vlooienmetropool onder zijn kin, slurpte luidruchtig van zijn bier. Naast hem zat een jonge vrouw die naar haar chocoladebroodje keek alsof ze nog nooit zoiets gezien had, en twee Elfen maakten het gezelschap compleet. Het was moeilijk te zeggen, maar Cullyn vermoedde dat het om een mannelijk en een vrouwelijk exemplaar ging. Bij gelegenheid zou hij wel eens onderaan een kijkje gaan nemen...
Een half uurtje later ging het gezelschap op pad. Uit hun gesprekken kon Cullyn opmaken dat ze op weg waren naar Eisental, om daar zaken te doen. Onderweg zouden ze halthouden in Theresienstadt en daar wat papieren afgeven. De tocht naar Theresienstadt verliep zonder noemenswaardige problemen, hoewel Cullyn al vlug koude poten kreeg en onder Dekmar zijn linkeroksel ging schuilen. Hmmm, warm, vochtig, plaats genoeg voor een hapje onderweg en goed voorzien van een penetrante zweetgeur, net zoals Cullyn het graag had!
Tegen het midden van de namiddag kwam Theresienstadt in zicht. Aan de stadspoort, waar iedereen na enig morren tol betaalde, kwam het gezelschap te weten dat er vreemde dingen gebeurden in de stad. Inbraken, ontvoeringen, ratachtige wezens die ’s nachts rondwaarden, agressieve ratten in de riolen – daar zat duidelijk een geurtje aan! Hetzelfde kon ondertussen ook steeds meer gezegd worden van Dekmar – Cullyn moest zelfs in zeven haasten zijn knusse hoekje van de oksel ontruimen omdat het dreigde overspoeld te worden door liters angstzweet! Na een hoop extra gebabbel trok Cullyns voedselbron dan toch eindelijk de stad in, en bereikte na wat rondrijden ‘The Runefang’. In die herberg-annex-wijnhandel zwaaide ene Gregor Barthelm de plak, die de hele groep hartelijk ontving.
Van op zijn strategisch gekozen uitkijkpunt bovenop het hoofd van Dekmar – waar Cullyn al de eerste tekenen van kaalheid ontdekte – kon de dappere vlo de hele gelagzaal in de gaten houden. Eén van de Elfen zat nurks in een hoekje, terwijl de andere een babbeltje sloeg met drie rat catchers. De Dwerg probeerde inlichtingen te verzamelen bij een oude dronkaard, terwijl het meisje een jonge Sewerjack (genaamd Natan) probeerde op te vrijen. Jammer genoeg voor haar kwam Hilde de barmeid haar territorium verdedigen, en kwam de taak om met Natan te praten op Dekmars smalle schouders terecht. Uit de verschillende gesprekken bleek inderdaad dat er iets niet pluis was in de stad, en meer bepaald in de riolen eronder. Thorgrim Thunderhammer, de lokale smid, was ontvoerd door wezens die op ratmensen leken, maar de stadswacht deed dat af als een fabeltje. Nochtans beweerde de oude zatlap dat hij in een ver verleden oog in oog had gestaan met zo’n ratmensen. “Heel merkwaardig allemaal,” dacht Cullyn, en verorberde een smakelijk uitziend pelletje.
Het was al even na zonsondergang toen plots Carla, de echtgenote van Barthelm, de gelagzaal binnenkwam met de mededeling dat het eten klaar was. Haar woorden waren nog niet koud of de deur van de herberg werd met een luide klap opengeworpen, en twee onguur uitziende types kwamen binnen. Ze eisten dat Barthelm “beschermingsgeld” zou betalen, of anders... Barthelm, die naar een wapen had gegrepen, weigerde beslist en toen ook de Dwerg dreigend begon te doen, droop het tweetal snel af. Mopperend veegde Cyllyn zijn poten, die alweer dropen van het angstzweet, af aan een haarpluk van Dekmar. Ondertussen legde Barthelm uit dat de twee zware jongens waren in dienst van de gebroeders Krebs, de leiders van het misdaadkartel van de stad. De meeste handelaars betaalden en werden met rust gelaten, wie dat niet deed kon wel eens met brand geconfronteerd worden.
Net toen Cullyn – die een beetje te veel bloed had gedronken – overwoog of hij niet eens zou proberen om in de décolleté van de barmeid te springen, weerklonk een donderend geraas uit de keuken, gevolgd door luid gegil!
Last edited by on Wed Jun 20, 2007 10:42 pm; edited 4 times in total | |
| | | Whiskeyjack Admin
Number of posts : 44 Registration date : 2006-11-11
| Subject: Re: Een verslag uit onverwachte hoek Sun Jan 21, 2007 8:13 pm | |
| De reacties waren op zijn minst uiteenlopend te noemen. Barthelm, de (waarschijnlijk) mannelijke Elf en het roodharige meisje stormden op de keukendeur af. De andere Elf en de Dwerg holden naar buiten, wapens in de aanslag. En Dekmar? Die dook bevend, zwetend en gillend achter de bar… Gedegouteerd hupte Cullyn tot op de bar, en sprong met een sierlijke beweging in het haar van het meisje. Rachna heette ze, als hij zich niet vergiste. Twee dingen vielen hem meteen op: er was geen druppeltje angstzweet te bekennen, en het kind verspreidde een geurtje waar zelfs de geoefende maag van een vlo niet tegen opgewassen was!
Terwijl Cullyn zijn snuit afveegde aan een haarwortel, forceerde het gezelschap de keukendeur. Het leek wel of er een bom was ontploft! Carla lag huilend in een hoek, hevig bloedend uit drie lelijke krassen over haar gezicht. Het raam was compleet aan gruzelementen geslagen, net zoals een groot deel van de inboedel. Rachna begon onmiddellijk de eerste hulp toe te dienen aan de gewonde kokkin, die verward snikte dat Imke ontvoerd was door ratmensen. De ene Elf begon naar sporen te zoeken, en in de deuropening verscheen een bibberend pistool, vastgehouden door een al even hard bibberende Dekmar. Even later kwamen ook de andere Elf en de Dwerg binnen langs de achterdeur. Na het naast elkaar leggen van de bevindingen van beide groepen en met behulp van één van de rat catchers ontdekten ze de volgende zaken:
- In de keuken hing een vreemde geur: rioolstank en rattenpis - Aan één van de scherven van het keukenraam hing rood bloed, duidelijk afkomstig van een mens - Onder het raam lag een naar riool stinkend stuk touw, ongeveer 1 meter lang - Een aantal ratachtige gestalten waren in een donkere steeg achter de herberg verdwenen, waar er nog meer bloedsporen te vinden waren - hun voetsporen leken sterk op afdrukken van grote rattenpoten - Dekmar had in zijn broek gedaan
Zelfs zonder de smeekbeden van Barthelm en Carla besliste de groep meteen om de ontvoerders te achtervolgen en het meisje te redden. Enkel Dekmar jammerde dat hij in de herberg zou blijven. “Gij niet zenne,” dacht Cullyn en sprong terug naar zijn oorspronkelijke gastheer. Een paar stevige beten in het zitvlak later – waar Cullyn kon vaststellen dat er voldoende beharing aanwezig was om bij gelegenheid een buitenverblijfje te stichten – huppelde en sprong een krabbende Dekmar de rest van de groep achterna.
Het bloedspoor was makkelijk te volgen, en eindigde een paar honderd meter verder bij een riooldeksel. Mopperend over de prijs van olie stak de Dwerg een lantaarn aan, en opende zonder veel verdere complimenten het putdeksel. Een vreselijke stank steeg op. Onvervaard daalde de Dwerg via een ladder in de put af, op de voet gevolgd door de rest van het gezelschap. Zelfs Dekmar, zij het niet zonder protest!
De Dwerg had nog maar net een voet op de grond gezet, of een rat begon hevig te piepen en schoot als een zwarte harige pijl de duisternis in. “Hopelijk geen schildwacht,” dacht Cullyn angstig. Angstig? Tiens, zou de lafheid van zijn woonplaats besmettelijk zijn? Zonder verder tijdverlies begon de groep een smalle richel te volgen, die rakelings langs een breed kanaal gruwelijk stinkend rioolwater liep. De Dwerg waarschuwde voor zwakke plekken in het plafond – wat luid lawaai dus tot een riskante bedoening zou maken – en leidde zijn kompanen over een aantal smalle planken, die als brug over zijtakken van de hoofdriool dienst deden.
Enkele minuten later hield één van de Elfen plots halt, deed teken dat iedereen moest zwijgen, en wees. In de verte was een lichtschijnsel te zien. Heel voorzichtig sloop de groep dichterbij. In het zwakke licht van een lantaarn waren vier wezens te zien, gehuld in rafelige mantels. Eén ervan droeg een bundel over de schouder, een ander hinkte. “We moeten ze verrassen,” fluisterde Dekmar, en deed zijn gezellen heldhaftig teken om de wezens te besluipen. Van dat sluipen kwam helaas niet veel in huis: de ene Elf gleed uit over een plek mos en probeerde zijn evenwicht te bewaren door zich vast te grijpen aan de mantel van de andere Elf. Die scheurde, waarna beide puntoren in een weinig sierlijke hoop op de grond terechtkwamen…
Onmiddellijk draaiden twee van de wezens zich om, haalden kruisbogen boven en openden het vuur. In het slechte licht was duidelijk te zien dat ze ratachtige snuiten hadden, hoewel één van de twee zijn staart leek te missen. Een kort vuurgevecht ontstond, waarbij de Elfen duidelijk nadeel ondervonden van het lage tunneldak. Hun pijlen misten doel of kracht, terwijl één ervan zelf lelijk in de linkerarm werd getroffen. Het grootste van de wezens, duidelijk de leider, haalde een soort bol uit zijn mantel tevoorschijn en wierp het ding krachtig tegen de tunnelwand op enkele meters voor de Dwerg. Een dikke, groenige rook vulde de tunnel. “Niet inademen!” brulde de Dwerg. “Dodelijk!”. Dekmar zette het uiteraard - en voor één keer terecht, dacht Cullyn - meteen op een lopen, op de voet gevolgd door Rachna en de Elfen. En de Dwerg? Die brulde een luide strijdkreet en stormde recht de rookwolk in. Een luide plons volgde…
Last edited by on Tue Jan 23, 2007 10:22 pm; edited 3 times in total | |
| | | Whiskeyjack Admin
Number of posts : 44 Registration date : 2006-11-11
| Subject: Re: Een verslag uit onverwachte hoek Mon Jan 22, 2007 5:53 pm | |
| De geluiden die op de eerste plons volgden, deden Cullyn nog het meest denken aan het geknor van een bronstig everzwijn dat zich amuseert in een modderbad. “We moeten Skallagrim helpen, hij verdrinkt!” gilde Rachna. Gelukkig begon de rook op te trekken, zodat de hele groep kon zien wat er zich in het rioolwater afspeelde. In het midden van de bruine drab kwam een Dwergenhoofd boven water, met een stevige drol over zijn helm gedrapeerd. Briesend, vloekend en mondenvol viezigheid uitspuwend tastte Skallagrim in het rond, tevergeefs op zoek naar een ladder. Enigszins onthutst door deze aanblik mompelde Rachna: “Moeten we hem eigenlijk wel helpen? Hij verdrinkt toch niet”. Solidariteit kreeg echter snel de bovenhand op afkeer, en met vereende krachten trokken de twee Elfen de spartelende en gruwelijk stinkende Dwerg uit het rioolwater. Vol afgrijzen keek Cullyn naar zijn soortgenoten die zich in de doorweekte en flink vastgekoekte baard van Skallagrim bevonden. “Arme drommels,” dacht de vlo.
Helaas bleken ook de vier ratmensen met hun gevangene verdwenen te zijn. Na enkele halfslachtige pogingen om hun spoor weer op te pikken, besliste het gezelschap om toch maar naar de oppervlakte terug te keren. Eenmaal op het binnenplein van de herberg aangekomen, begon Skallagrim – die door de stalknechten met mestvorken op afstand werd gehouden – zich uit te kleden, dook fluks in de drinkbak voor paarden en begon het rioolvuil van zich af te wassen. “Jij ververst het water,” hoorde Cullyn de grootste stalknecht tegen zijn kleinere collega zeggen, vlak voor ze een flauwgevallen paard gingen helpen.
Barthelm en zijn echtgenote werden ondertussen ondervraagd door een sergeant van de Stadswacht, en waren natuurlijk bijzonder teleurgesteld dat de groep met lege handen was teruggekomen. Hun denkvermogen maakte echter heel wat goed, want aan de hand van een aantal scherpe observaties en redeneringen konden ze zowel de sergeant als Barthelm ervan overtuigen dat de ontvoerders mensen waren, en zeker geen bovennatuurlijke ratwezens. Bovendien vermoedden ze een link tussen de ontvoerders en de broertjes Krebs, omdat ook Thorgrim de smid was ontvoerd nadat hij geweigerd had om beschermingsgeld te betalen. Toen hij dit hoorde, werd Natan bleek en verliet in zeven haasten de herberg met Hilde aan zijn arm. Opgewonden begon Cullyn op en neer te springen. “Hij weet iets, hij weet iets!” gilde de vlo, met drie poten tegelijk naar de dichtzwaaiende deur wijzend. “Hou hem tegen!”. Helaas hoorde niemand hem. Ze luisterden aandachtig naar Edgar, de oude zatlap, die hen zijn hulp aanbood indien ze opnieuw in de riolen zouden afdalen. Aan de nieuwe stroom van zweetdruppels te merken, was Dekmar er niet echt happig op om opnieuw de riolen in te trekken…
Even later kwam een huilende Hilde de herberg weer binnen. Blijkbaar had Natan haar nogal ruw gedumpt, waardoor het arme kind ontroostbaar was. Eindelijk ging er bij de groepsleden een licht op, en vermoedden ze dat ook Natan – en dus waarschijnlijk een aantal van de Sewerjacks – iets met de ontvoeringen te maken hadden. De groep hield krijgsraad. Rachna en Skallagrim wilden naar de riolen, de Elfen wilden het huis van de gebroeders Krebs aan een nader onderzoek onderwerpen, en Dekmar wilde gaan slapen. Uiteindelijk werd beslist dat de Elfen het Krebs-hoofdkwartier zouden gaan bespioneren, terwijl de rest van de groep bij Barthelm zou blijven en de herberg bewaken. “Eens benieuwd hoe een Elf smaakt,” dacht Cullyn, en sprong op de schouder van de grootste puntoor. Tijdens de tocht door de donkere straten hupte Cullyn van de ene Elf naar de andere, en kon na een gevaarlijke afdaling langs hun haarloze bovenlichaam vaststellen dat het wel degelijk om een mannelijk en een vrouwelijk exemplaar ging. Met bijzonder smakelijk bloed bovendien!
Op enkele tientallen meters van het hoofdkwartier was al duidelijk dat het gebouw binnendringen geen optie was. Verschillende bewakers hielden de omgeving nauwlettend in het oog, en toen een koets – voorzien van een wapenschild met de letter ‘K’ – de oprijlaan van het huis opdraaide, werd die verwelkomd door een Ogre. “Laten we doen alsof we een koppeltje zijn en eens rond het huis wandelen,” suggereerde de vrouwelijke Elf. Nog geen drie seconden later werd ze bijzonder overtuigend gekust en betast door haar mannelijke tegenhanger, en gingen ze al giechelend op pad. “Was ik maar een schaamluis,” dacht Cullyn, die helemaal high werd van de vele feromonen in de lucht…
Aan de achterzijde van het huis zagen ze een deur open gaan, en een dienstbode verliet het pand. Stiekem – zij het af en toe vergezeld van een speelse kneep of een oorvijg – volgden beide Elfen de man, en zagen hem het hoofdkwartier van de Stadswacht binnengaan. Even later kwam hij weer buiten, in het gezelschap van Natan! Ze wisselden nog enkel woorden, en dan ging elk zijn eigen weg. De Elfen beslisten om Natan te volgen, maar raakten vrij snel zijn spoor kwijt. Vlakbij de plaats waar ze hem het laatst hadden opgemerkt, bevond er zich wel een recent verschoven riooldeksel… Omdat ze het te riskant vonden om met z’n tweeën in de riolen af te dalen – volkomen terecht, volgens Cullyn – keerden ze terug naar de herberg. Daar aangekomen verhuisde Cullyn weer naar het warme rechteroor van Dekmar, en ging de hele groep slapen.
Last edited by on Wed Jun 20, 2007 10:46 pm; edited 3 times in total | |
| | | Whiskeyjack Admin
Number of posts : 44 Registration date : 2006-11-11
| Subject: Re: Een verslag uit onverwachte hoek Tue Jan 23, 2007 1:34 pm | |
| Een krabbende vingertop wekte Cullyn ruw uit zijn slaap. Gapend trok Dekmar zijn nog steeds naar rioolwater geurende schoenen aan en daalde de trap af, op zoek naar ontbijt. Beneden zat de rest van de groep hem al op te wachten, terwijl ze een ontredderde Barthelm probeerden te troosten. Die staarde wezenloos naar een opgerold stuk perkament, dat hij aan de voordeur genageld had gevonden. Ondersteboven bengelend aan een neushaar van Dekmar las Cullyn aandachtig de boodschap die op het perkament was gekrabbeld. Die vermeldde dat Barthelm dezelfde avond nog een losgeld van 100 goudstukken moest achterlaten in de Graanmarktstraat. Geen contact met de Stadswacht, geen andere inmenging. De situatie was vrij hopeloos: Barthelm kon onmogelijk op die korte termijn zo'n kapitaal bijeenkrijgen, en ook de groep kon - of wilde - niet bijdragen. De conclusie was duidelijk: Imke moest vóór de avond worden bevrijd!
Opnieuw hield de hele bende krijgsraad, en opnieuw waren de meningen verdeeld. Dekmar wilde zich gaan aanbieden bij de broertjes Krebs. Hij zou zich voordoen als malafide handelaar - Cullyn donderde van ongeloof bijna van zijn neushaar - in de hoop er informatie los te krijgen over het ontvoerde meisje. Rachna en de Elfen wilden hulp zoeken bij de Stadswacht en ook de Sewerjacks eens op de rooster leggen. En Skallagrim zag het volledig zitten om opnieuw in de riolen af te dalen, begeleid door Edgar. Na heel wat gepalaver en gescheld besliste de groep om toch maar naar de Stadswacht te gaan.
Net toen ze op het punt stonden om te vertrekken, ging de deur van de herberg open en wankelden twee lijkbleke burgers naar binnen. De ene, met duidelijke kotsvlekken op zijn wambuis, stamelde dat er in de Vissersstraat een monster was opgedoken dat oude George had gedood. Dekmar begon meteen te beven als een riet - wat Cullyn elke drie seconden blootstelde aan een aardschok met een kracht van 7 op de schaal van Richter, om nog maar te zwijgen van de tsunami's van angstzweet - maar de rest van het gezelschap wilde onmiddellijk de plaats van de moord gaan onderzoeken. Zo gezegd, zo gedaan.
In de Vissersstraat wachtte hen een gruwelijk tafereel. Enkele misselijk uitziende stadswachten bewaakten een met bloed doordrenkt stuk zeildoek, dat een opvallend grote oppervlakte afdekte. Onder het zeil waren hier en daar onregelmatige bulten te bespeuren... Helemaal duizelig van al dat beven sprong Cullyn op de schouder van Rachna, die het lijk aan een nader onderzoek zou onderwerpen. En dat was niets te vroeg, want nog geen halve minuut later kon iedereen vaststellen wat Dekmar die ochtend bij het ontbijt had binnengewerkt... Met een uiterst professionele kalmte doorzocht Rachna de schamele resten van oude George, waarbij ze ontdekte dat hij door enorme klauwen en tanden uit elkaar was gereten, en ook grotendeels opgegeten! Volgens haar wezen de wonden erop dat de Ogre van de gebroeders Krebs onmogelijk de moordenaar kon zijn, een hypothese die door de Elfen was geopperd. Skallagrim mompelde dat het wel eens een Rat Ogre zou kunnen geweest zijn, een beruchte bondgenoot van de ratmensen uit de verhalen. Zijn suggestie werd eerder sceptisch onthaald, tot ze klauwsporen ontdekten op een nabijgelegen riooldeksel... Niemand was echt enthousiast over het idee om de riool eronder te gaan onderzoeken, dus begaf de groep zich op weg naar het hoofdkwartier van de Stadswacht.
Daar aangekomen werden ze - na enig wachten - naar het bureau geleid van kapitein Toller, het hoofd van de Stadswacht. Die was niet echt enthousiast over een mogelijke samenwerking: een onderzoek naar de Krebs was onmogelijk, de groep van wapens voorzien was al evenmin een optie, een kaart van de riolen was niet voorhanden, en over de Sewerjacks had hij ook al weinig te vertellen. Gefascineerd bestudeerde Cullyn de dikke zweetdruppels die op het voorhoofd van Toller waren verschenen. De anderen hadden die niet opgemerkt, maar volgens de pientere vlo werd de arme man stevig gechanteerd door de broertjes Krebs. Zou het iets met de overduidelijke zuigplek in zijn nek te maken hebben?
Na wat tegenstribbelen gaf Toller de groep uiteindelijk toch de toestemming om de barakken van de Sewerjacks te onderzoeken. Die waren verdacht leeg: de sectie van sergeant Piefke was op patrouille - dat was normaal - maar die van sergeant Becker, waartoe ook Natan behoorde, was nog steeds niet teruggekeerd van hun nachtelijke patrouille. En dat was al heel wat minder normaal, hoewel ze zich misschien gewoon ergens aan het bezatten waren. Geen kat - of vlo - die dat geloofde, natuurlijk! In de barakken zelf viel op het eerste gezicht niet veel te bespeuren, tot Nuviel - de vrouwelijke Elf - plots begon te snuffelen. Uit één van de kastjes van de Sewerjacks steeg een geur op die je daar allerminst zou verwachten: een peperduur parfum! Nuviel prutste snel en behendig het kastje open, en ontdekte inderdaad een prachtig bewerkt parfumflesje. Duidelijk iets wat een sergeant van de Sewerjacks (het kastje behoorde toe aan Becker) zich niet kon veroorloven. Verder onderzoek van het kastje bracht een verfrommeld briefje aan het licht. Daarin stond te lezen dat de ontvanger ervan het ontvoerde meisje goed moest behandelen, vergezeld van een aantal instructies indien het losgeld niet zou worden betaald. “Bingo!” dacht Cullyn, “daar hebben we de link tussen de Krebs en de Sewerjacks!”.
Verdere sporen waren niet te vinden, zodat er maar één optie open bleef: opnieuw de riolen in! Het gezelschap keerde terug naar de herberg van Barthelm, voorzag zich nog van wat extra lichtbronnen, pikte een merkwaardig nuchtere Edgar op en daalde vastberaden af in de riolen.
Last edited by on Tue Jan 23, 2007 6:14 pm; edited 1 time in total | |
| | | Whiskeyjack Admin
Number of posts : 44 Registration date : 2006-11-11
| Subject: Re: Een verslag uit onverwachte hoek Tue Jan 23, 2007 6:13 pm | |
| Het schijnsel van de lantaarn toverde de meest angstaanjagende schaduwen op de muren van de rioolgangen. Met de wapens in de aanslag en een verbeten trek om de mond – en met dichtgeknepen billen in het geval van Dekmar – volgde de groep Edgar, die hen met een manifest gebrek aan enthousiasme door het duistere gangenstelsel leidde. Na wat wel een eeuwigheid leek, kwamen ze op een punt waar meerdere kanalen samenvloeiden. Edgar wees de plaats aan waar hij al die jaren geleden de rat op mensenformaat had gezien, en pakte zijn biezen via de dichtstbijzijnde ladder. Smeken of dreigen hielp niet, de oude dronkaard vond dat hij al meer dan zijn plicht had gedaan. Met Skallagrim op kop begaven de vijf avonturiers zich opnieuw op pad, tot Dekmar plotseling stokstijf bleef staan. Tot zijn grote verbazing zag Cullyn hoe alle nekharen van zijn gastheer ten berge rezen, en dat die met een hevig trillende arm naar een zijkanaal wees. “Ge…ge…gevaar,” stotterde Dekmar, en begon in de richting van een ladder te schuifelen.
De rest van de groep spitste de oren. De Elfen haalden hun bogen boven en legden geruisloos een pijl op de pees. Uit de zijgang klonk een zacht geplons, dat echter verontrustend snel luider werd. Het geluid van een raspende ademhaling vulde de hele tunnel, af en toe onderbroken door een dreigend gegrom. Toen stapte een monster uit een nachtmerrie in het licht. Het leek wel een reusachtige rat, zeker drie meter hoog, en voorzien van vlijmscherpe klauwen. Het dier was van kop tot teen bespat met bloed, en in de vacht onder zijn kin hing zelfs nog een halve vinger! Twee boogpezen trilden, maar gelukkig trilden de Elfen nog veel harder en misten beide pijlen hun doel. “Bende gekken!” brulde Cullyn inwendig, terwijl hij op en neer sprong en als een bezetene met zijn pootjes zwaaide, “willen jullie dat beest nog kwaad maken ook?” Opgeschrikt door het geluid van de pijlen die tegen de muur te pletter sloegen, draaide het monster zijn kop in de richting van de groep en stootte een woedend gebrul uit. “Vrooooot,” klonk het een goede meter onder Cullyn, en de riool ging nog wat harder stinken. Het monster, dat blijkbaar een volle maag had en weinig onder de indruk was van vijf lijkbleke en bevende sujetten op zijn jachtterrein, draaide zich om en plonsde verder door de riooldrab.
Het duurde even, maar uiteindelijk was toch iedereen bekomen van de schrik. Om voor Cullyn onduidelijke redenen besliste de groep om het monster te volgen, dat volgens Skallagrim perfect beantwoordde aan de beschrijving van een Rat Ogre. Normaal zou zo’n beest vergezeld moeten worden door Skaven, maar dit exemplaar was blijkbaar alleen. Hier klopte iets niet! Na een tocht van enkele honderden meter door de gangen hield de Rat Ogre plots halt, draaide zijn kop naar rechts en snoof de lucht op die uit een zijgang opsteeg. Daarna zette het dier zijn weg nog even verder, en klom vervolgens langs een muur omhoog en verdween uit het gezicht. Inglor, de mannelijke Elf, ging de bewuste zijgang onderzoeken en deed teken dat die werd afgesloten door een soort leren gordijn. Erachter had hij stemmen gehoord… Dat konden enkel maar de valse Sewerjacks zijn!
Snel werd een aanvalsplan opgesteld. Beide Elfen zouden de tunnel insluipen, op de voet gevolgd door Skallagrim. Rachna en Dekmar vormden de strategische reserve. Geruisloos schoof Inglor het gordijn opzij en gleed een duistere tunnel binnen. De tunnel maakte iets verderop een scherpe bocht naar links. Om de hoek was een flauw lichtschijnsel te zien. Inglor was hierdoor zo gefascineerd dat hij de dunne struikeldraad niet zag die over de gehele breedte van de gang gespannen was. Een luid belgerinkel weerklonk, onmiddellijk gevolgd door gevloek, alarmkreten en een daverende klap. Tot zover de verrassingsaanval… Toch rukten Skallagrim en de Elfen verder op, waarna een hevig vuurgevecht ontstond met de vijf Sewerjacks die zich achter een tafel hadden verschanst. Hoewel Inglor zwaar werd gewond aan het hoofd, slaagde hij er toch in om sergeant Becker te doden met een meesterschot door het linkeroog. De vier andere bandieten werden snel en professioneel uitgeschakeld door Nuviel en Skallagrim.
Als een zwerm aasgieren stortten de vijf zich op de lijken. Nadat ze Inglor de eerste hulp had toegediend, vond Rachna op het lichaam van Becker een halsketting met een merkwaardige groenzwarte steen, waar ze gefascineerd naar bleef staren. Dekmar ontdekte een sleutel, waarmee hij hoopte de twee andere deuren te kunnen openen. Nuviel onderwierp de spullen van de Sewerjacks aan een nader onderzoek, waarbij vooral hun vermomming haar aandacht wegdroeg. Rafelige capes met touwen als staarten, laarzen die klauwachtige voetafdrukken nalieten en maskers in de vorm van rattensnuiten – bepaald indrukwekkend allemaal! Op een tafel ontdekte ze ook een kooi met ratten, waarnaast een aantal glazen potjes stonden opgesteld. Sommige ervan waren leeg, anderen bevatten een gele vloeistof. Geïntrigeerd stopte ze er eentje in haar rugzak. En Skallagrim hakte één van de deuren aan puin, waarachter zich een nauwe gang bevond.
Toen weerklonk een merkwaardig getrippel in de gang waarlangs ze net binnengekomen waren…
Last edited by on Wed Jan 24, 2007 4:02 pm; edited 1 time in total | |
| | | Whiskeyjack Admin
Number of posts : 44 Registration date : 2006-11-11
| Subject: Re: Een verslag uit onverwachte hoek Wed Jan 24, 2007 4:02 pm | |
| Gealarmeerd – of doodsbang, in het geval van een zekere wijnhandelaar – stelde de groep zich achter de omgevallen tafel op, wapens in de aanslag. Enkel Rachna bleef volledig in trance naar de halsketting staren.
In de gang werden dreigende gedaanten zichtbaar. Zes wezens stapten de kamer binnen. Deze keer was er geen twijfel mogelijk – het waren echte ratmensen! Dat bleek duidelijk uit hun rode kraaloogjes, harige snuiten, obscene kale staarten en hun merkwaardige, ratachtige manier van bewegen. Hun aanvoerder, een zwaargebouwd en volledig in het zwart gehuld exemplaar, maakte een griezelig snuivend geluid en piepte iets: “Waaaarpstooone?”. “Doe niets,” siste Skallagrim, “tegen een assassin hebben we geen schijn van kans”. Het wezen leek hem begrepen te hebben, want het knikte kort, stak een poot uit en herhaalde het woord. “Hij wil de halsketting,” zei de Dwerg en wees naar Rachna. “Geef het hem!” Het meisje reageerde niet. “Snel!” Nog niets. De Assassin haalde een soort werpster boven, die in een zwarte vloeistof gedoopt leek. “Neeen!” gilde Dekmar, gaf Rachna een slag in haar gezicht en rukte de halsketting uit haar handen. Een afschuwelijke grimas vertekende Rachna’s gezicht en het leek wel of ze Dekmar wilde aanvallen, maar bijna onmiddellijk daarna verliet de razernij haar. “Wat is er gebeurd?” mompelde ze zwakjes.
Voetje voor voetje schuifelde Inglor, die de halsketting van Dekmar had overgenomen, op de assassin af. Die nam het sieraad aan, maakte een korte beweging met zijn hoofd en verliet toen met zijn kompanen de kamer. De collectieve zucht van opluchting deed Cullyn bijna aan de andere kant van de kamer belanden… Zodra ze allemaal weer bij hun positieven waren, opende Dekmar de enige overgebleven deur. Die gaf uit op een soort cellencomplex, waar de vijf al snel Imke en een bijzonder strijdvaardige Thorgrim Thunderhammer konden bevrijden. Ook de buit van de bende lag hier opgeslagen. Rachna eiste meteen dat alles aan de rechtmatige eigenaars werd terugbezorgd. “Novicen van Verena, wat zijt ge ermee?” dacht Cullyn kopschuddend. Toen zag hij uit de hoeken van zijn facetoog dat Inglor snel een geldkistje wegmoffelde. “Dat lijkt er al beter op,” vond de vlo.
Rachna’s aandacht werd getrokken door een zacht gekreun dat uit een hoek van de kerkers opsteeg. Op de voet gevolgd door Nuviel ging ze op onderzoek uit. In een duistere cel lag een stervende man, aan zijn habijt te zien een lid van de Orde van Verena. Zijn ernstige verwondingen wezen erop dat hij door de Rat Ogre te grazen was genomen. Waarom de Sewerjacks hem hier hadden gedumpt, was echter een raadsel. “Brief… red vader … Anselmus … monster…” wist de arme man nog uit te brengen voor hij stierf. In een tas aan zijn gordel vond Rachna inderdaad een brief. Daarin stond te lezen dat vader Anselmus zaken had ontdekt over een zekere Eisenich en de Knights of Purity die het daglicht niet mochten zien. Hij zou het bewijsmateriaal naar Marienburg brengen, maar voelde zich bedreigd en wilde daarom door de riolen de stad verlaten. Dat was blijkbaar buiten de Rat Ogre gerekend… “Dat bewijsmateriaal moeten we terugvinden,” sprak Rachna stellig. “Maar eerst de twee bevrijde gevangenen hieruit halen en versterking zoeken”.
En zo gebeurde ook. Het weerzien tussen Imke, Barthelm en Carla was bijzonder ontroerend, zo sterk zelfs dat Cullyn zijn wangen moest drogen aan de donshaartjes op Dekmars bovenlip. Thorgrim ging zijn opsluiting verwerken in de herberg. Naar de Stadswacht dan maar! Daar wachtte de groep echter een vrij koele ontvangst, zeker van de ondertussen teruggekeerde Sewerjacks van sergeant Piefke, tot ze duidelijk maakten dat er een Rat Ogre in de riolen huisde. “Vrijwilligers die ons willen helpen om het beest uit te schakelen?” vroeg Skallagrim. Na veel geschuifel met voeten, afgewende blikken en beven van ledematen stapten uiteindelijk sergeant Piefke en Brock, één van zijn mannen, naar voren.
Het waren dus zeven vrij angstige personen en één vlo die korte tijd later voor de zoveelste keer in de riolen afdaalden. Na een vruchteloos onderzoek van de overige kamers van het roversnest was de conclusie duidelijk: vader Anselmus moest zich in het hol – of de maag – van de Rat Ogre bevinden.
Last edited by on Thu Jan 25, 2007 4:54 pm; edited 2 times in total | |
| | | Whiskeyjack Admin
Number of posts : 44 Registration date : 2006-11-11
| Subject: Re: Een verslag uit onverwachte hoek Thu Jan 25, 2007 12:52 pm | |
| Met een zekere gelatenheid begaven de zeven dapperen zich op weg naar de plaats waar ze de Rat Ogre enkele uren tevoren het laatst hadden opgemerkt. Gelatenheid, maar ook een enorme spanning. De stank en duisternis van de riolen, de herinnering aan de grootte en de bebloede klauwen van het monster, een opdracht die tegen elk instinct van zelfbehoud indruiste en liters adrenaline zorgden voor een erg gespannen sfeer. Cullyn hield het niet langer uit en leegde zijn blaas in het nekhaar van Dekmar, die zenuwachtig aan zijn pistool prutste.
Plots deed Rachna teken om halt te houden, en gebaarde dat de anderen moesten luisteren. En inderdaad, in de verte weerklonk iets dat op zacht snurken leek. Uiterst voorzichtig schuifelde de groep verder. Iets verderop werd het dak van de tunnel hoger, en kwamen ze in een soort smalle galerij terecht. Aan de linkerkant waren gaten in de muur uitgehakt, waarlangs een soort platform kon bereikt worden dat zich een meter of twee boven de rioolgang bevond. Van dat platform liep een touwbrug naar de overkant, waar een duistere tunnelmond gaapte. Ook aan de kant van het platform verdween een tunnel in de rotswand, en het was uit deze tunnel dat het gesnurk opsteeg. De bijhorende misselijkmakende lijkengeur maakte duidelijk dat het om het hol van de Rat Ogre ging.
Muisstil en met het hart bonzend in de keel klommen Skallagrim, Rachna, de twee Elfen en zelfs Dekmar naar boven. Piefke en Brock bleven beneden, duidelijk te bang om nog één stap te verzetten. “Lafaards,” hoorde Cullyn Dekmar mompelen. Glimmend van trots gaf de vlo zijn gastheer een schouderklopje.
Niemand had echt veel zin om de Rat Ogre een bezoekje te brengen, dus – tegen beter weten in – staken ze de brug over in de hoop daar Anselmus aan te treffen. De tunnel gaf uit op een soort tempel, gewijd aan de Horned Rat, god van alle Skaven. Alles was duidelijk al vele jaren verlaten, en op enkele motaangevreten gewaden, een roestig mes en de resten van een gevecht tussen Skaven en mensen was er in de verste verte niets te vinden. De vijf keken elkaar aan: geen uitstel meer, ze moesten de Rat Ogre confronteren! Een blik in de rioolgang bevestigde een ander vermoeden: Piefke en Brock waren gevlucht…
Inglor ging op verkenning uit, en kwam na enkele zenuwslopende minuten terug met de mededeling dat de Rat Ogre in een hoek van zijn grot lag te slapen. De hele ruimte lag bezaaid met beenderen en resten van lijken, en vlakbij het monster had hij een lichaam gezien met een symbool van Verena om de hals. “Anselmus,” mompelde Rachna, en prevelde een kort gebed voor zijn zielenrust.
De opdracht was duidelijk: de Rat Ogre uitschakelen en de papieren van Anselmus oppikken. Het opstellen van een plan bleek allesbehalve eenvoudig, en leidde zelfs tot enkele bitse discussies. Uiteindelijk kwam de groep toch met een aanvalsplan op de proppen: Inglor zou het hol binnensluipen, en proberen om het monster te doden met het pistool van Dekmar. Lukte dat niet, dan zou hij terugsprinten naar de brug, waar zijn gezellen hem zouden opwachten. Skallagrim zou de brug insmeren met olie en ze in brand steken zodra Inglor bij hen was. De Rat Ogre zou hopelijk schrik krijgen van het vuur, en met pijlen worden afgemaakt. “En wat als dat monster sneller is dan de Elf?” vroeg Cullyn zich enigszins ongerust af. Maar blijkbaar was hij de enige die zich die vraag stelde, want na een laatste handdruk aan iedereen stapte Inglor onvervaard – althans uiterlijk – de brug over.
Skallagrim doordrenkte de brug met olie. Nuviel spande haar boog en… zette er haar tanden in van de zenuwen! Rachna en Dekmar wisselden een groenige grijns uit en hielden de fakkel klaar. Inglor verdween in het donker aan de overkant. De spanning steeg ten top. Half gek van de stress beet Cullyn eerst in zijn poot en begon dan als een hyperkinetische sprinkhaan op en neer te springen.
Een luide knal deed iedereen een halve meter omhoog springen. Even gebeurde er niets, en dan kwam Inglor nonchalant de tunnel uitgeslenterd, blies met veel zin voor dramatiek de rook van zijn pistool en veegde een stukje hersenweefsel van zijn neus. De donkere plek vooraan in zijn broek deed wat af aan het effect, maar de vreugde-uitbarsting was er zeker niet minder om! Een groepsknuffel in het midden van de brug werd door Cullyn en zijn soortgenoten uit de baard van Skallagrim nog eens dunnetjes overgedaan, waarna Rachna met bevende handen de papieren ging ophalen op het lichaam van Anselmus. Dan was het tijd voor een welverdiend overwinningsfeest en de beloning voor hun heroïsche daad: kapitein Toller loofde een premie uit van 5 goudstukken per persoon, en Thorgrim Thunderhammer hield uitverkoop van wapens en pantser. Dekmar kreeg een lovende aanbevelingsbrief van Barthelm en een nieuwe broek van Carla. En Cullyn? Die werd stevig in de watten gelegd door twee vrouwelijke vlooien die hij in Skallagrims baard had ontmoet!
THE (HAPPY) END! | |
| | | Sponsored content
| Subject: Re: Een verslag uit onverwachte hoek | |
| |
| | | | Een verslag uit onverwachte hoek | |
|
| Permissions in this forum: | You cannot reply to topics in this forum
| |
| |
| |